Twijfelindo
Het was een boek dat pas na tien jaar rootsonderzoek op mijn pad kwam. Het moest blijkbaar zo lang duren om te beseffen dat mijn zoektocht niet alleen draaide om mijn afkomst, maar vooral om de vraag wat identiteit eigenlijk inhoudt – en dat ik daar al die tijd onbewust mee bezig was. Toch voelde dat besef beperkt, omdat er nog zoveel te ontdekken en te vertellen viel over de bredere historische context waarin identiteit altijd als een rode draad heeft gefunctioneerd. Vooral omdat, zoals bij veel tweede en derde generatie Indische mensen, die geschiedenis noch via school, noch via ouders werd meegegeven.
Het boekproject Twijfelindo onderzoekt wat Indo-zijn betekent voor mensen die uiterlijk niet direct als Indo-Europeaan worden herkend. Dit project legde voor het eerst de verbinding tussen iemands achtergrond en hoe die door de omgeving wordt waargenomen. Naast herkenning bracht de titel Twijfelindo nog een ander inzicht: het ging niet alleen om externe twijfel, maar ook om innerlijke onzekerheid over wat Indo-zijn werkelijk inhoudt.
De betekenis van de term ‘Indo’.
‘Indo’ is een afkorting van Indo-Europeaan en verwijst naar kinderen van Europese mannen, meestal witte Nederlanders in voormalig Nederlands-Indië, en inheemse vrouwen. Binnen de koloniale hiërarchie betekende erkenning door de vader dat deze kinderen een hogere status kregen dan hun moeders en als Nederlander werden beschouwd. Toch werden zij nooit volledig geaccepteerd. De koloniale samenleving was gestoeld op ongelijkheid en racisme: een gekleurde Indo bleef Indo, ondanks een Nederlandse vader. De nazaten behielden dezelfde status en privileges binnen de koloniale context, maar die identiteit veranderde drastisch na de Indonesische onafhankelijkheid.
Identiteit als machtsinstrument.
Identiteit is geen statisch gegeven. Binnen een samenleving wordt het vaak bepaald door machthebbers. Tijdens de Japanse bezetting van voormalig Nederlands-Indië was identiteit bijvoorbeeld direct gekoppeld aan je positie: mannen boven de tien jaar werden krijgsgevangenen, vrouwen en kinderen belandden in interneringskampen.
Ook na de onafhankelijkheid van Indonesië bleef identiteit een bepalende factor, waarbij mensen met een Europese afkomst werden vervolgd onder het motto ‘Azië voor de Aziaten’ – een slogan die al tijdens de oorlog als propaganda werd gebruikt. In die context kon identiteit letterlijk het verschil betekenen tussen leven en dood.
Identiteit als overlevingsstrategie.
Ik interviewde ooit een Indische man in de 90 die de oorlog in Zuidoost-Azië bewust als jonge jongen heeft meegemaakt. Hij vertelde dat hij de oorlog meerdere malen heeft overleefd. Eén keer wist hij een granaat terug te gooien voordat die explodeerde aan de andere kant van de muur. Een andere keer, tijdens de Bersiap-periode, werd hij tegengehouden door Indonesische vrijheidsstrijders, gewapend met bamboesperen en kapmessen. Ze vroegen hem of hij Indo was. Hij antwoordde in vlekkeloos Javaans: ‘Jij denkt toch niet dat ik Indo ben?’ Ze lieten hem gaan. Dit toont aan dat identiteit soms geen keuze is, maar een overlevingsstrategie die het verschil tussen leven en dood kan betekenen.
Positionering in het dagelijks leven.
Door dit verhaal werd ik me bewust van de functionele kant van identiteit. Niet alleen in oorlogstijd, maar in het dagelijks leven bepalen we voortdurend hoe we ons presenteren. Elk label dat we op onze visitekaartjes of sociale media plaatsen, dient een functie. Identiteit is geen vrij te kiezen concept, maar een mechanisme waarmee we ons positioneren binnen de structuren die ons omringen.
Wanneer we iemand ontmoeten, introduceren we onszelf vaak met wat we doen en waar we vandaan komen. Dit laatste kan een beladen onderwerp zijn, vooral voor mensen van kleur. Terwijl witte mensen zich meestal alleen identificeren via hun beroep, wordt van ons vaak een etnische duiding verwacht, zonder er expliciet naar te vragen. Dit verschil is tekenend voor de machtsverhoudingen waarin identiteit een rol speelt.
Mijn leerproces rondom identiteit draait om positionering. Als jij jezelf hard moet identificeren om erkend te worden, bevind je je in een soort bewijsdrang en overlevingsmodus. Als persoon van kleur moet ik mijn achtergrond steeds uitleggen, terwijl witte mensen volstaan met een functietitel. Dit reflecteert een bredere realiteit: de dominante groep hoeft zich niet te verantwoorden, terwijl minderheden hun plaats steeds opnieuw moeten bewijzen. Ik ben me hier zo bewust van dat ik zelf bepaal wanneer en hoe ik mijn positionering inzet, omdat niet iedereen het privilege heeft om daar inzicht in te krijgen. Want het is van mij, en ik hoef mij niet te bewijzen.
Een zoektocht naar betekenis.
In een eerdere speech voor Indisch publiek in Bronbeek stelde ik de vraag:
• Identificeer ik mij als Indo om mijn roots te erkennen?
• Omdat ik niet bruin genoeg ben en niet wit genoeg?
• Omdat ik trots ben op mijn afkomst en anders-zijn?
• Omdat ik geen Indonesiër ben, maar ook geen Nederlander?
• Of houd ik met deze term juist een koloniaal systeem in stand?
Deze vragen illustreren de voortdurende worsteling met identiteit. De erkenning van het koloniale verleden in Nederland is gebrekkig. Onhandige excuses en gebrek aan historische kennis zorgen voor een emotionele vulkaanuitbarsting onder Indische gemeenschappen. Dit roept de vraag op: dragen we trauma’s van eerdere generaties met ons mee? En hoe beïnvloedt dat onze identiteit vandaag?
Een confronterend moment.
Tijdens mijn tweede boek, Indoworld Photoproject, waarvoor ik vlak voor de coronapandemie de wereld rondreisde, bevond ik me in een kantoorgebouw in Milwaukee. Daar werd ik voorgesteld aan een vrouw met Native American roots. Terwijl ik haar de hand schudde, voelde ik plots een ongemakkelijk besef. Ik was daar, bezig met mijn eigen geschiedenis en de centrale rol van de Indo-Europeaan, terwijl zij deel uitmaakte van de natives die eeuwenlang waren onderdrukt.
Zonder dat ze het wist, spiegelde ze mij een vraag voor: waar ben ik eigenlijk naar op zoek? Ik heb niets gemeen met haar, maar misschien wel alles in het perspectief van onderzoek en de zoektocht naar waarheid over onze afkomst.
De kern van identiteit.
Identiteit is geworteld in geschiedenis. Maar ik bén niet mijn identiteit. Niet wie ik denk dat ik ben, noch wie anderen denken dat ik ben. Ik ben niet mijn gedachten. Ik ben een proces, een voortdurende ontwikkeling – een oneindige mogelijkheid.
In onze zoektocht naar identiteit vergeten we soms dat we altijd verbonden zijn: met onze voorouders, met de gemeenschap waar we uit voortkomen, en met de samenleving waarin we ons bewegen.
Nieuwsgierig naar het boek Twijfelindo? Check ‘m hier!